Mirjam Weitzner-Smuk (88) vertelde zowel in 2014 als in 2018 in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork hoe zij de 'Kristallnacht' heeft ervaren.

De zogeheten 'Nacht van het gebroken glas' was voor haar het begin van de ellende die haar leven heeft getekend. "Het geluid van het marcheren van de laarzen was heel hard. En ze zongen er heel hard bij. Niet gewoon, nee, heel hard. En dan die Hitlergroet erbij," vertelt ze.

Geweld tegen Joden

De Kristallnacht op 11 november 1938 is de eerste grote geweldpleging tegen Joden in Duitsland. Er werden zo'n 1.400 synagogen in brand gestoken en 7.500 winkels en bedrijven vernield. Het is ook de nacht dat de eerste Joden op straat werden vermoord.

Mirjam Weitzner woonde destijds in Essen en verbleef die nacht bij een tante. De volgende dag reed ze op weg terug naar huis langs de synagoge en zag dat alles stuk was en dat boeken waren verbrand. Ook haar eigen huis was helemaal vernield. "De lampen aan het plafond waren naar beneden gekomen, de kasten stonden open en alles was kapot," aldus Weitzner.

Alleen op de trein

Na die nacht besloten haar ouders haar op de trein te zetten. "Ik was toen acht jaar. Ik kreeg een nieuwe jurk aan, zo'n typisch Duitse jurk van wol die nu nog wel bestaat. Verder kreeg ik alleen een rugzakje mee. Ik nam afscheid van mijn moeder, die zei dat ze ook snel zou komen," vertelt ze. Haar vader zette haar op de trein, samen met een groepje kinderen en een begeleider. De reis maakte haar bang. Ze bereikte Nederland en vanaf dat moment verplaatst ze van hot naar her. Van gezin naar gezin en van kamp naar kamp. Ze overleeft Auschwitz, maar haar familie niet.

Lees ook: Radio Westerbork #2: 'Je zal maar moeten vluchten'

Onderstaande reportage is in 2014 met haar gemaakt.