In het Spaarbankbos tussen Pesse en Hoogeveen staat een oorlogsmonument voor drie jongemannen die daar op 11 april 1945, twee dagen voor de bevrijding door Canadese troepen, zijn gefusilleerd.
Op een plaquette staan de namen van Albert Eggen uit Zuidwolde, Sybrand Jan van der Linde uit Amsterdam en Johan Dhont uit Middelburg. 

De verhalen van Eggen, Van der Linde en Dhont lijken erg op elkaar in de hoeveelheid pech ze hadden. Eggen werd meegenomen door Duitse soldaten die op zoek waren naar zijn oudste broer, die ook Albert heette. De oudste zat bij het verzet en hij was een van diegenen die een wegversperring van de Duitsers weghaalde, om oprukkende geallieerde troepen vrij baan te geven.

De jongste Albert, ook wel 'Broer' genoemd, zat bij zijn ouders ondergedoken om de Arbeidseinsatz, oftewel arbeidsinzet, te ontlopen. Toen de Duitsers kwamen, kon hij niet meer wegkomen. "'Dan nemen we hem mee', zeiden de Nederlands sprekende soldaten, en wezen op Broer", zo herinnert Alie Eggen-Tibben zich de getuigenis van wijlen haar man Geert Eggen.

Handen in de lucht

Eggen-Tibben weet nog precies hoe het zat. "Hij was thuis en als ze hem niet hadden meegenomen, dan hadden ze Geert meegenomen. De jongste zoon, 14 jaar was mijn man toen. Ze hebben allebei met de handen in de lucht gestaan, tegen het kabinet met een revolver in de rug. Negen april was dat."

"Als Geerts oudste broer zou zijn gekomen, zouden ze Albert vrijlaten. En toen keek Albert met een blik in de ogen van 'doe dat maar niet', want dan waren ze natuurlijk allebei doodgeschoten. De Canadezen waren al in Zuidwolde."

Tekst gaat verder onder de foto

Ria Kuik (links) en Alie Eggen-Tibben (rechts) (foto: RTV Drenthe)

Familie niet gevonden

Ria Kuik van de Historische Kring heeft tevergeefs alles in het werk gesteld om ook familie van Van der Linde en Dhont te achterhalen. Maar tevergeefs. Toch is ook hun geschiedenis bekend.

Van der Linde was een zoon van een NSB'er. In Duitsland begreep Van der Linde ineens hoe het werkelijk zat. Hij liep weg, maar kwam in strafkamp Erika, in de bossen van Ommen, terecht. Op 5 april 1945 ontsnapte hij toen ze naar Westerbork moesten lopen. Een dag later werd hij alsnog gepakt bij Hoogeveen.

Ontevreden over loonbetaling

Dhont was elektricien in werkkamp Ten Arlo tussen Hoogeveen en Zuidwolde. Hij was ontevreden over de loonbetaling en werd brutaal en opstandig. Op 7 april zei hij tegen de Duitsers dat ze maar snel moesten wegwezen. Daarop werd hij vastgezet.

Het was uiteindelijk de toevallig passerende Oostenrijkse rechter Behringer (hij was op de terugtocht voor de geallieerde troepen) die op 9 april bevel gaf de drie jongemannen te executeren. Een dag later wordt Hoogeveen bevrijd en op 11 april worden de lichamen gevonden. "Het moet in een slootje zijn gebeurd", zegt Eggen-Tibben. "Maar mijn man en de familie zijn er nooit geweest. Dat konden ze niet aan."