"Oom Pronk is een grote boer met drie paarden, negen koeien, zes biggen en een groot varken. Als dat beest op zijn achterpoten staat, is hij nog groter dan ikzelf." Ed van der Burg, op dat moment tien jaar oud, logeerde enkele maanden bij Geert Pronk en Willemtje Bonnen in Meppen.

Hij was een van de honderden kinderen uit de Randstad die de hongerwinter van 1944 - 1945 in Drenthe hebben doorgebracht omdat hier meer te eten was. 

Gastvrij ontvangen

Van der Burg herinnert zich de warme ontvangst. "Bij de dominee achter op de fiets ging ik naar de familie Geert Pronk in Meppen. Ik kwam om twee uur aan en werd er reuze gastvrij en vriendelijk ontvangen. Ze gingen juist eten en ik moest ook mee-eten: aardappelen met koolraap en spek en rookworst en pap toe."

Lekker eten

Voedsel was er voldoende. Van der Burg herinnert zich dat hij roggebrood kreeg met veel boter en stroop, en brood en melk. "Oom en tante Pronk vonden het heel leuk dat ik melken kon en dat ik het verschil wist tussen een Belgische knol en een gewoon paard."

Meikevers uit de boom gooien

Van der Burg vermaakte zich onder andere met 'ekkelbieters bongeln'. "Ik denk dat ik mijn ouders niet eens zo vreselijk veel gemist heb. Hoe gek dat ook moge klinken. Tot op het moment dat mijn moeder ons in juni kon komen halen. Het enige wat ik tegen haar zei toen ze binnenkwam was: 'moi'."

Contact

Geert en Willemtje leven niet meer, maar Ed van der Burg heeft nog regelmatig contact met zijn toenmalige gastbroer en -zus.

"Ik zou graag nog een keer heel hartelijk dank u wel willen zeggen en een eerbetoon willen geven aan die generatie van mensen waarvan misschien nu alleen nog de kinderen leven, die toen hun huis en hun hart hebben opengesteld om dit soort kinderen uit Utrecht, Amsterdam, Rotterdam in hun dorpen te ontvangen, te voeden en te kleden en ook vaak naar school te sturen."