De komende twee jaar wordt bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork bij Hooghalen nieuw onderzoek gedaan naar het leven van Joodse kinderen en hun families die leefden in onderduik. Historicus Bert Jan Flim spit daarvoor duizenden voogdijdossiers van de voormalige Regeringscommissie Oorlogspleegkinderen (OPK) door. De documenten komen over vanuit Haarlem.

"We weten heel veel van de georganiseerde onderduik van Joden, maar niet zo heel veel van de niet-georganiseerde gevallen." legt Flim uit. Met dat laatste bedoelt hij de kinderen die door de ouders bij vrienden en bekenden zijn ondergebracht.
Volgens Flim is daar in het verleden minder onderzoek naar gedaan. "Het is natuurlijk heel handig om onderzoek te plegen via de bekende organisaties, zoals het Kindercomité, de Amsterdamse Studentengroep, de NV-groep of de Trouw-groep. Die hebben samen al zo'n 1200 kinderen ondergebracht. Die geschiedenis is geboekstaafd en is ook veel makkelijker na te gaan. Maar als je bij al die individuele gevallen moet nagaan hoe dat in zijn werk ging, is dat veel meer werk."

Nieuw onderzoek naar 2500 ondergedoken Joodse kinderen

Flim kwam door zijn jeugd al vroeg in aanraking met het thema. De inmiddels overleden Ed van Thijn heeft bij zijn vader ondergedoken gezeten. "Toen ik erachter kwam wat mijn vader had gedaan, studeerde ik geschiedenis. Het was toen niet zo moeilijk om het onderwerp te bedenken waar ik op af zou studeren. Het boeit mij zoveel jaar later nog steeds mateloos. In 1982 kreeg ik het idee om er iets mee te gaan doen. We zijn inmiddels 40 jaar verder."

Grootschalig onderzoek

Voor Flim wacht een kluis vol voogdijdossiers van in totaal 3500 weeskinderen, waarvan 2500 van Joodse afkomst. "Het is monnikenwerk", vertelt hij. De documentatie van de Regeringscommissie ligt opgeslagen in Haarlem en wordt bij hoge uitzondering overgebracht naar het Herinneringscentrum. De plek waar Flim overigens ook gebruik maakt van het archief en de expertise van onderzoekers.

"Heel veel van die kinderen zijn als weeskind uit de oorlog gekomen. Daarvoor moest uiteraard voogdij aangewezen worden. Ze waren tot dan toe illegaal opgenomen door de onderduikouders en die waren niet-rechthebbend voogd", legt hij uit. "Daarom is er een Regeringscommissie in het leven geroepen. Die is aan het werk gegaan om voor die 3500 weeskinderen deze zaken te regelen. Daar hebben ze vier jaar over gedaan tot aan 1949."


Een voogdijdossier uit het OPK-archief in Arnhem
(foto:RTV Drenthe / Josien Feitsma)


Nog steeds urgent

Volgens Flim is onderzoek nog steeds hard nodig. "Vanuit de Joodse gemeenschap is er heel veel belangstelling voor de onderduikgeschiedenis van die kinderen", vertelt hij. Informatie over de kinderen kan bovendien weer leiden tot meer gegevens over de ouders. "Vaak waren de ouders ook ondergedoken, maar die werden dan opgepakt, gedeporteerd en vermoord. In documenten tref je in dat geval vaak onderduikadressen en hoe ze het daar hebben gehad. Al met al geeft dat dus een goed beeld."

Flim krijgt mag naast hulp van de onderzoekers van het Herinneringscentrum ook rekenen op die van collega-onderzoeker Nelleke Bakker. Zij richt zich met name op de naoorlogse dossiers en de controverse die ontstond over de toewijzing, legt Flim uit. "Wie moet er voogd worden over de kinderen? Moesten dat bijvoorbeeld de oorlogspleegouders zijn. Of moest dat het handjevol Joden worden dat de oorlog had overleefd? Voor beide kanten valt wat te zeggen."  Flim verwacht over twee jaar de resultaten.