ARNHEM - In de nacht van 17 op 18 november 1942 is het mis, goed mis in Gelderland. De Duitse bezetter heeft het die avond gemunt op Joodse Gelderlanders in Arnhem, Nijmegen, Doetinchem, Zutphen, Apeldoorn, Borculo,Tiel en Winterswijk. Honderden mensen worden opgepakt en met de trein naar kamp Westerbork afgevoerd. Het is zeker niet toevallig dat er op zoveel plekken tegelijkertijd een razzia gehouden is.

Deze razzia staat niet op zich, maar maakt onderdeel uit van het grote plan van de Duitsers om alle Joden in Nederland uit te roeien. Maar, Duitsers blijven Duitsers, dat moet wel geordend gebeuren, want het kan niet zo zijn dat er in één keer een te grote toeloop van gevangenen in Westerbork is. Er moet gezorgd voor een gestroomlijnde toevoer van Joden naar het kamp, streek voor streek zijn daarom razzia's gehouden. Het is volgens Bas Kortholt van Herinneringscentrum Kamp Westerbork dan ook zeker geen toeval dat er op 17 en 18 november op zoveel plaatsen in Gelderland tegelijkertijd Joden uit hun huis gehaald worden.

Bord dat op de trein van Westerbork naar Auschwitz zat - Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Begin oktober 1942 zijn de Joodse mannen uit de werkkampen afgevoerd naar Westerbork, in de maanden november en december worden hun gezinnen ook gedeporteerd. In de winter van 1942 en het voorjaar van 1943 ontkomen ook de ouden van dagen niet meer aan de transport naar Westerbork en daarna naar het oosten. In april 1943 moeten de laatste Joden die dan nog in Gelderland zijn de provincie uit, zij moeten naar kamp Vught, om via Westerbork naar een vernietigingskamp gedeporteerd te worden.

Veel van de op 17 en 18 november opgepakte Joden blijven maar kort in Westerbork. Een paar honderd van hen moeten op 23 november op transport naar Auschwitz, waar velen direct na aankomst worden vergast.

Achterhoekse Joden opgepakt

In Doetinchem zijn 68 van de 170 in de gemeente wonende Joden gearresteerd. Bijzonder is dat de 26-jarige Alfred de Wolff bij Wezep uit de trein weet te springen. Hij ontkomt en overleeft de oorlog. Voor de oorlog is er een bloeiende joodse gemeenschap, de gemeente kent ook een Joodse wethouder. De synagoge wordt door de Duitsers gebruikt als opslagruimte voor spullen van Operation Todt. Bezittingen van de gedeporteerde Joden zijn tijdelijk in de katholieke kerk opgeslagen. Na de oorlog keerden 125 joodse Doetinchemmers niet meer terug. Op 17 en 18 november worden in Borculo 29 Joden en in Winterswijk 25 Joden opgepakt en op de trein naar Westerbork gezet.

Ook in Apeldoorn houden de Duitsers met hulp van de Nederlandse politie een grote razzia, oorlogschroniqeur Wim van Houtum beschrijft het in zijn dagboek: "Agenten van de Sicherheits Dienst patrouilleren door Apeldoorn. Men mag op de Hoofdstraat niet stilstaan, samenscholen of met elkaar praten. Het lijkt dat ´goede´ politie heeft verklapt dat vanavond na acht uur alle joden zullen worden gearresteerd. Om tien uur horen wij dan ook dat bijna alle joden, jong en oud, man en vrouw zijn opgepakt. Zij worden in optocht naar het station geleid waar een extra trein staat." Hoeveel Joden er die nacht zijn opgepakt is niet duidelijk.

De agenten zijn al onderweg

Ook raak is het in Arnhem, de meeste Joden uit de stad worden tijdens drie grote razzia's opgepakt en gedeporteerd. In de nacht van 17 op 18 november zijn vooral mensen het doelwit die de leeftijd hebben dat ze ook daadwerkelijk aan het werk gezet zouden kunnen worden in Duitsland. Dat is namelijk het verhaal dat de Duitsers vertellen: alle Joden worden opgepakt om verplicht te werk te worden gesteld in het oosten. In december worden de bejaarden opgehaald, dan wordt het wel erg onwaarschijnlijk dat er ook echt gewerkt moet gaan worden.

Ies Heertje heet Dries Horstman als onderduiker - Verborgen in Velp

De Joodse familie Heertje woont op de Paasberg in Arnhem, vader Heertje werkt bij de AKU. Tegen vijf uur 's middags op 17 november wordt er aangebeld, iemand van het verzet staat voor de deur om het gezin te waarschuwen dat ze binnen een paar uur moeten onderduiken. Rond acht uur 's avonds is het zover, de kinderen worden door mensen uit de buurt die in het verzet zitten opgehaald. Op weg naar hun onderduikadres komen ze twee agenten van de Arnhemse politie tegen die aan de razzia deelnemen. Ies Heertje, toen zeven, vertelt: Op 17 november 1942 moesten we ogenblikkelijk ons huis op de Paasberg ontvluchten voor een razzia, na een waarschuwing door de Joodsche raad. Wij -mijn groote broer Nolly (Arnold), mijn kleine zusje Lenie en ikzelf- werden ondergebracht bij de familie Kruyt, even verderop in de P.C.Hooftstraat. De familie Kruyt was actief in het verzet. Ik herinner me dat mijn vader ons zei: 'Vergeet je naam!' Later wordt Ies ondergebracht in Velp, en gaat Ies Dries heten. Het hele gezin Heertje overleeft de oorlog.

"Want terugkomen zal ik, al moest ik krupen"

Ook in Nijmegen haalt de politie veel Joden op, 196 mensen moeten de nacht doorbrengen in de gymzaal van de HBS aan de Kronenburgersingel, vlakbij het station. De volgende dag worden ze in een trein gestopt die nog een poos op het emplacement blijft staan. Bep Ligtenstein is 24 jaar als ze wordt opgepakt, vanuit de trein schrijft ze nog een briefje aan haar verloofde. "Het is vreeselijk liefste Wil. Ik zal doorlopend aan je denken, wees mij trouw, dat is de grootste steun voor mij op 't oogenblik. Het is vreeselijk. Lieve jongen, denk veel aan mij en bouw je zaak op tot ik weer bij je terug kom, want komen zal ik, als moest ik krupen. Ik schrijf je hier bij een massa menschen, zij zijn allen vannacht opgehaald. Zodra je kan, schrijf mij terug, ik zal je zoo gauw mogelijk laten weten waar ik ben...." Maar het merendeel van de opgepakte Nijmeegse Joden is maar kort in Westerbork, ze moeten met de eerstvolgende trein naar Auschwitz. Die vertrekt op dinsdag 24 november, met 709 mensen waaronder Bep aan boord. Direct na aankomst worden de meeste mensen vermoord, Bep blijft nog even in leven. Zij moet verder naar Birkenau, daar wordt ze op 31 januari 1943 vergast. 

Bep Ligtenstein - collectie T. Heisen-Koets

Een goede politiechef redt levens

Waar veel Gelderse agenten meewerken aan het oppakken van Joodse medeburgers, gaat dat de Tielse politiechef J.S. de Jong te ver. Omdat medewerking van de politie nodig is, worden de korpsen van tevoren op de hoogte gebracht van de geplande razzia. De Jong weet het dus ook, hij zorgt ervoor dat alle Tielse Joden worden gewaarschuwd zodat ze een veilig heenkomen kunnen zoeken. Alleen de oude, alleenstaande en zieke Rika van der Horst is thuis en moet naar Westerbork. Zij moet ook mee met de volgende trein naar Auschwitz. Door de waarschuwing van de politiechef ontkomen zeker vijftien mensen aan deportatie, vijf van hen overleven de oorlog. De Jong wordt ontslagen. In 2011 wordt hij geëerd met een eigen plein in Tiel: het J.S. de Jongplein.