Op 10 oktober 1944 waren de geallieerden zich aan het opmaken voor de slag bij Overloon. Om dat mogelijk te maken moesten de Duitsers bij Horst en Venray verzwakt worden.
Daarom waren de bevrijders al dagen bezig met die gemeenten te bestoken met granaten en bommen.
Eind september 1944 was de psychiatrische inrichting Sint Anna het eerste slachtoffer van bombardementen. Veertien patiënten, twee verplegers en vier Duitsers zijn niet meer levend onder het puin vandaan gekomen.
Op 9 oktober 1944 vielen negen doden door granaatvuur in Venray. Als 13-jarige jongen maakte Joost van de Vorle mee hoe zijn broer in de keuken door rondvliegende granaatscherven doodging:
Drie dagen later werd zijn broer in Venray begraven, maar Joost kon daar niet bij zijn. Hij was nog aan het herstellen in het ziekenhuis. Vanuit zijn raam zag hij hoe bommenwerpers wéér over zijn stad vlogen:
Ook Horst heeft er flink van langs gekregen door de geallieerden. Sjang Duyf was op die 12de oktober ooggetuigen van het bombardement van het centrum van Horst:
Het was dus een effectieve tactiek van de geallieerden, maar voor de burgers van Horst was het een verschrikking, mede doordat er weinig tot geen waarschuwing was: