Fabrieksarbeiders legden in februari 1941 het werk neer uit protest tegen de jodenvervolging door de Duitse bezetters. Nog altijd wordt jaarlijks stilgestaan bij de bekendste actie: die van 25 februari in Amsterdam. Minder bekend is dat een dag later ook Utrechtse arbeiders massaal staakten.
Dat de staking in Amsterdam pas een dag later in Utrecht een vervolg kreeg is niet verwonderlijk, zegt journalist en historicus Ad van Liempt. "Staken was zeer ongewoon en zeer gevaarlijk. Je kan je ook bijna niet voorstellen hoe slecht de communicatie in die tijd was."
'Amsterdam staakt - wij ook'
Een pamflet met de kop 'Amsterdam staakt - wij ook' en de verhalen die uit hoofdstad binnensijpelden zorgden ervoor dat op de ochtend van 26 februari in de kantine van het Werkspoor werd opgeroepen om te gaan staken. Er werd getwijfeld en er ontstond discussie.
"De animo is dan nog niet zo groot", zegt Van Liempt. "Tot de zoon van de directeur op staat en oproept om juist niet te gaan staken." Dat blijkt de ommekeer: de zoon is allesbehalve geliefd bij zijn collega's en even later lopen de fabrieksarbeiders zo de poort uit.
De stoet neemt de vorm aan van een mars als de Werkspoormannen naar machinefabriek Jaffa aan de Vleutenseweg en naar metaalfabriek Demka aan het Amsterdam-Rijnkanaal lopen. Uiteindelijk sluiten duizenden arbeiders van diverse fabrieken in de stad zich aan bij de mars.
Belangrijk onderwerp
Over de Utrechtse staking was lang weinig bekend. Meer dan een zinnetje werd er in het standaardwerk van Loe de Jong over de Tweede Wereldoorlog niet aan gewijd. Van Liempt spoorde veertig jaar geleden als journalist voor het Utrechts Nieuwsblad zelf stakers uit de stad op. "Er was niks, daarom vond ik het toen als journalist een belangrijk onderwerp."
Een van de stakers vertelde aan Van Liempt dat ze in optocht over de Amsterdamsestraatweg naar de stad liepen om te demonstreren. De stakers hielden zich flink, maar waren eigenlijk best bang. Aan de kant van de weg stonden Duitsers met geweren. Van Liempt: "Dat is wel iets anders dan met een petje en een fluitje naar het Malieveld."
Doodstraf voor raddraaiers
Diezelfde avond stond er in de avondkranten een waarschuwing voor de stakers. Nieuwe onrust zou keihard worden aangepakt. Staking was sabotage en raddraaiers riskeerden de doodstraf. De boodschap in de avondkrant was een van de eerste daden van de nieuwe commissaris der provincie Frits Müller, die amper drie dagen eerder was aangesteld.
De proclamatie van Frits Müller. Foto: Collectie Het Utrechts Archief
Van Liempt: "Müller was een echte NSB'er, maar ook een echte Utrechter. Hij was directeur van de 'Benenkluif', een fabriek waar ze beenderen van dieren behandelden. Daar kwam een ongelofelijk stank van. Als je oude Utrechters ernaar vraagt trekken ze een vies gezicht."
Een tweede stakingsdag kwam niet van de grond. "Mensen hadden geen zin om dood geschoten te worden voor de staking", legt Van Liempt uit. Amsterdam en Zaandam (waar ook werd gestaakt) kregen enorme boetes. Utrecht niet. "Openlijk werd lof gezaaid aan Müller, die later nog burgemeester van Rotterdam werd. Dat vind ik interessant, hoe trots de Duitsers waren dat het binnen een dag was opgelost."
Herdenking
Elk jaar wordt de februaristaking op 25 februari herdacht in Amsterdam. In Utrecht is geen aparte herdenking. Wel legt de gemeente elk jaar een krans bij de landelijke herdenking in Amsterdam voor stakers die het leven lieten.
Mede dankzij het werk van Van Liempt zijn de verhalen boven tafel gekomen. Wat hij mist zijn foto's. Van de acties in Utrecht is voor zover bekend geen beeldmateriaal beschikbaar. "Buitengewoon frustrerend dat het er niet is." Van Liempt houdt hoop dat er op een zolder in een oud fotoboek toch ergens foto's van die 26 februari zijn.